Toen Anton Pieck drie jaar oud was vond zijn moeder hem eens huilend voor het raam staan. Vragende wat eraan scheelde, kreeg ze het snikkende antwoord:
‘Ik kan de regen niet tekenen!’.
Er zit in deze uitdrukking, in deze vroege drang om iets te willen kunnen wat zich met de eigen techniek van dit ogenblik nog niet grijpen laat, iets ontroerends. Deze driejarige jongen, met zijn potlood in zijn hand door het raam uitkijkend op een natte straat met druipende bomen, huilende omdat hij die regen niet kan tekenen. Hij bezit hier al iets van de latere Pieck, die zijn leven lang met eigen gestelde en eigen gekozen tekenproblemen bleef worstelen.
Er woonde toen in den Helder een decoratieschilder en tekenleraar, de heer J.B. Mulders die tekenles gaf. De ouders besloten toen de zo magisch tot tekenen aangetrokken Anton en zijn tweelingbroer Henri bij deze man les te laten nemen om richting te geven aan hun tekendrift. Want de broertjes Pieck waren nauwelijks denkbaar zonder papier en potloden. Anton behield dan ook aan dit onderwijs prettige herinneringen, want zijn leermeester ontdekte al spoedig de begaafdheid van dit tweetal zesjarigen tussen zijn oudere leerlingen. Zo moest er dan voorwerpen getekend. Maar tussen die voorwerpen vond Anton genoeg dat hem boeide: kruiken, testen, kommen. Ze hadden de sfeer van het gebruikte. Die aandacht voor oude dingen heeft Anton Pieck dan ook van kindsbeen af gehad.
Over moeder Pieck hoorde je Anton weinig, maar toch moet hij veel van zijn moeder gehouden hebben daar ze op vele aquarellen aanwezig is, getekend naar een kleine jeugdfoto die hij van haar had. Zelfs nog op een tekening die hij in het laatste jaar van zijn leven vervaardigd heeft, de ‘Zwarte Bijlsteeg, Amsterdam ca.1900’ , die bestemd was voor de kalender van 1989.
Moeder Pieck is in de linkerhoek duidelijk aanwezig, herkenbaar als een vrouwtje met een geruite omslagdoek.
Door het overlijden van Anton Pieck in de nacht van 23 op 24 november 1987 bleef de kalenderplaat onvoltooid achter op zijn werktafel.